74
Van dien tijd af werden vrijwel lederen avond te Amsterdam razzia's gehouden; voortaan bleven oproepen door middel van aangeteekende brieven achterwege. De „Zen-tralstelle für jüdische Auswanderung" was, zooals ik reeds aantoonde, door de aanmelding van joodsche personen in het bezit van lijsten met alle adressen, die door de bevolkingsregisters moesten worden verstrekt. Het ophalen zelf geschiedde óf door de Duitsche politie, óf door Neder-landsch politiepersoneel uit de beruchte Tulpkazerne, N.S.B.-ers en rechercheurs onder leiding van de Duitsche politie. Het wegvoeren van de Joden geschiedde op grond van een oproep, die de desbetreffende ambtenaar medebracht. Van dien tijd af werd in het geheel geen leeftijdsgrens meer in acht genomen: ouden van dagen, hulpbehoevenden, zieken — alles werd medegevoerd; in het algemeen moesten dezen hun woningen binnen enkele minuten verlaten. Zij werden naar den Joodsche Schouwburg en vandaar naar Westerbork overgebracht. Bewijzen van vrijstelling moesten worden medegenomen, zoodat de Joodsche Raad voor Amsterdam in den Schouwburg steeds de vrijstelling van een aantal personen kon bewerkstelligen. De razzia's geschiedden altijd in de avonduren en duurden soms tot den vroegen ochtend; de Duitschers kozen vooral dezen tijd, omdat volgens art. 1 van de „Tweede Beschikking van den Commissaris-Generaal voor de Openbare Veiligheid over het optreden van Joden in het openbaar'' Joden na 20 uur in hun eigen woning moesten vertoeven (zie pag. 59 e.v.). Hierdoor waren zij weerloos aan de deportaties overgeleverd; waarschijnlijk is het gebod van bovengenoemd artikel zelfs met het oog hierop afgekondigd.
In medio September volgde de deportatie van enkele voor de joodsche gemeenschap zeer belangrijke personen met hun families, te weten de Opperrabbijn van Amsterdam, een Rabbijn en een secretaris van den Joodsche Raad voor Amsterdam. Dit geschiedde ondanks de z.g. vrijstelling, terwijl de Duitschers over het algemeen op dit tijdstip deze groep personen nog ongemoeid liet. Welk doel de Duitschers hiermede beoogden, is niet te zeggen; in ieder geval bleek hier weer eens uit, hoe weinig betrouwbaar het woord van de Duitschers was, aangezien in het onderhoud van eind Juni 1942 werd gezegd, dat deze personen waren vrijgesteld.
Het systeem van bovengenoemde vrijstellingen in den Joodsche Schouwburg werkte ondanks alle moeite, die de Joodsche Raad voor Amsterdam zich getroostte, zeer gebrekkig. Dokters, verpleegsters, geestelijken enz. werden op transport gesteld. Hierdoor dreigde een ontwrichting