67
een termijn van 3 maanden tegen het eind van een kalendermaand zoowel door den schuldenaar als door den schuldeischer konden worden opgezegd, onver-minderd de andere opzeggingsmogelijkheden.
Mutatis mutandis gold hier hetzelfde als voor hypothecaire geldvorderingen, nl. de onmogelijkheid, sommige geldvorderingen ten gevolge van het contract op korten termijn op te zeggen. De contractueele beperking werd door deze verordening opgeheven, zoodat de firma Lippmann, Rosenthal &. Co. Sarphatistraat, die volgens verordening nr. 58/1942 onder uitsluiting van den eigenaar over dergelijke vorderingen alleen kon beschikken (zie pag. 55 e.v.), ook tot het realiseeren van vorderingen op langen termijn kon overgaan.
Ten slotte wil ik nog in herinnering brengen, dat gedurende deze tweede periode van den Joodsche Raad voor Amsterdam, nl. van 1 Januari 1943 af, het Comité voor Steun in verband met de uitbetaling aan rekeninghouders van de firma Lippmann, Rosenthal & Co. Sarphatistraat een andere taak kreeg toegewezen en de afdeeling „Commissie ter Behandeling van Financieele Aangelegenheden" werd (zie pag. 56 e.v.).
Thans tot de deportatie zelve overgaande, wil ik er vooraf op wijzen, dat deze maatregel joodsche Nederlanders, buitenlanders en statenloozen betrof. Van de buitenlanders waren alleen uitgezonderd degenen, die een neutrale nationaliteit bezaten — zij moesten repatrieeren, zooals Zwitsers, Turken —, of staatsburgers van een met Duitschland bevrienden staat, die tevens geen antisemie-tische maatregelen kende (In het begin Roemenen en Hongaren). Engelschen en Amerikanen werden met hun niet-joodsche landgenooten geïnterneerd.
Aan het eind van de maand Juni 1942 werden de voorzitters van den Joodsche Raad voor Amsterdam bij de Duitsche autoriteiten geroepen. In dit onderhoud werd aan de voorzitters medegedeeld, dat volgens bevel uit Berlijn Joden in kampen in Duitschland te werk zouden worden gesteld („Polizeilicher Arbeitseinsatz"). In aanmerking hiervoor kwamen; manlijke en vrouwelijke personen van 16 tot 40 jaar, waarbij gehuwden in gezinsverband moesten vertrekken en hun kinderen medenemen. Toegezegd werd, dat de oproepen 3 dagen vóór het vertrek zouden worden