Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

66

DE JOODSCHE RAAD VOOR AMSTERDAM GEDURENDE DE PERIODE JULI 1942 TOT SEPTEMBER 1943.

Deze tweede periode van den Joodsche Raad voor Amsterdam werd door de deportatie van de in Nederland wonende Joden overheerscht.

Gedurende dit tijdperk werden alleen een drietal verordeningen afgekondigd, die wel is waar in het kader van de ernstige gebeurtenissen van minder gewicht waren, maar die ik volledigheidshalve wil noemen:

1)    Verordening nr. 37/1943 van 19 April 1943 „betreffende de aanzegging van de opeischbaarheid van door hypotheek gedekte geldvorderingen van joodsche natuurlijke of rechtspersonen of vereenigingen van personen" bepaalde, dat dergelijke vorderingen van bovengenoemde joodsche schuldeischers zoowel door den crediteur als door den debiteur met een termijn van 3 maanden tegen het eind van een kalendermaand kon worden opgezegd, onverminderd de andere opzeg-gingsmogelijkheden.

Zooals ik reeds aantoonde, was de „NiederlandiSche Grundstücksverwaltung" of de door haar aangewezen „Verwalter" op grond van de verordening nr. 154/1941 in plaats van den eigenaar gerechtigd, over onroerend goed en zakelijke rechten, waaronder ook de door hypotheek gedekte geldvorderingen vielen, te beschikken (zie pag. 33 e.v.). Op grond hiervan werden deze rechten verkocht resp. geïncasseerd, waarbij zich echter bij sommige hypothecaire geldvorderingen de moeilijkheid voordeed, dat deze volgens contract niet op korten termijn konden worden opgezegd. Om dit bezwaar te ondervangen, werd deze nieuwe opzeggingstermijn van 3 maanden ingevoerd, zoodat ook deze vorderingen het slachtoffer van de Duitsche hebzucht werden.

2)    Verordening nr. 54/1943 van 11 Juni 1943 „betreffende de beëindiging van verzekeringsovereenkomsten van joden" bepaalde, dat alle aanspraken, voortvloeiende uit een overeenkomst van levens-, kapitaal-, rente- of pensioenverzekering, op 30 Juni 1943 eindigden. Even-tueele op geld waardeerbare rechten, die hieruit voortvloeiden, moesten worden gerealiseerd en de bedragen hiervan bij de firma Lippmann, Rosenthal &. Co. Sar-phatistraat door den verzekeraar worden gestort.

3)    Verordening nr. 89/1943 van 25 September 1943 „betreffende de aanzegging van de opeischbaarheid van nietdoor hypotheek gedekte geldvorderingen van joodsche natuurlijke of rechtspersonen of vereenigingen van personen" bepaalde, dat in overeenstemming met de verordening nr. 37/1943 ook deze vorderingen met