Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

Titel
Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

Jaar
1945

Pagina's
104



59

op de afgifte van definitieve fietsvergunningen aan. Dit werd steeds door de Duitschers uitgesteld. Pas in Juni 1943 verklaarden zij tot het verstrekken van vergunningen te willen overgaan; te dien einde moesten de fietsen bij de „Zentralstelle für jüdische Auswanderung" worden ingeleverd om van een nummer in het frame te worden voorzien, dat in overeenstemming met de nieuwe vergunning zou zijn. Ook dit was weer een bedrog van de Duit-s'chers; de vergunningen — behalve een tiental — werden niet verstrekt en de fietsen werden door de Duitschers vastgehouden en in beslag genomen.

Op 30 Juni 1942 verscheen in de couranten een instructie van den Rijkscommissaris „ter uitvoering van Verordening No. 198/1941 betreffende de regeling van het uitoefenen van een beroep door joden". Zooals ik reeds aantoonde (zie pag. 47 e.v.), opende de bovengenoemde verordening nr. 198/1941 de mogelijkheid, werkzaamheden door Joden als beroep, in een bedrijf etc. van een vergunning afhankelijk te maken, of zelfs geheel te verbieden. Hiervan werd thans een ruim gebruik gemaakt; een groot aantal beroepen werd voor Joden geheel verboden, waarvan ik enkele belangrijke wil noemen: vendumeester, pandbeleener, arbeidsbemiddelaar, voorlichter inzake beroepskeuze, economische, financieele en belastingaangelegenheden en drogist. Verder waren werkzaamheden als accountant, op het gebied van het bijzonder onderwijs of van paramedische beroepen (dat zijn leeraar in de heilgymnastiek, natuurgeneeskundige, oculist, chiropodist, bandagist, masseur, schoonheidsspecialist en kapper) verboden, tenzij deze uitsluitend ten behoeve van Joden geschiedden. Ten Slotte mochten Joden niet meer als straatventers werkzaam zijn, behalve op het gebied van den handel in oude metalen, lompen en afval.

Eveneens werd op 30 Juni 1942 in de algemeene pers een z.g. „Tweede Beschikking van den Commissaris-Generaal voor de Openbare Veiligheid over het optreden van joden in het openbaar" gepubliceerd. Deze berustte geheel in overeenstemming met de eerste beschikking over hetzelfde onderwerp op art. 45 van de verordening nr. 138/1941 (zie pag. 35 e.v.). Thans werden weer nieuwe zeer ingrijpende verbodsbepalingen afgekondigd:

1) Joden moesten zich van 20 uur tot 6 uur in hun woningen ophouden. Onder „hun woningen" moest worden verstaan hun eigen domicilie; men mocht derhalve niet bij anderen logeeren. Wilde men dit wel doen, dan moest hiervoor door bemiddeling van den Joodsche Raad voor Amsterdam een speciale vergunning bij de

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.