Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

Titel
Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

Jaar
1945

Pagina's
104



49

Raad voor Amsterdam in verband met deze verordening niet beëindigd. Een groot aantal gezinnen moest trachten, hun niet-joodsche huishoudelijke hulp door joodsche te vervangen. Om dit mogelijk te maken, werd door den Joodsche Raad voor Amsterdam een afdeeling „Arbeidsbemiddeling" opgericht. Hierdoor werd een dubbel doel bereikt: men kon zoowel ontslagen werkkrachten weer aan werkzaamheden en daarmede aan inkomsten helpen, als ook zooveel mogelijk de ontstane leemte in huishoudelijk personeel aanvullen. Opgemerkt dient te worden, dat over het algemeen de vraag grooter dan het aanbod was; derhalve kregen groote gezinnen en hulpbehoevenden de voorkeur bij hun vraag naar personeel.

In het Joodsche Weekblad verscheen op 14 November 1941 een bekendmaking van de Duitsche autoriteiten, waarin werd bepaald, dat voor alle cultureele bijeenkomsten van Joden een vergunning noodig was, behalve voor het onderwijs of de uitoefening van den godsdienst. Hiermede wilde men het cultureele leven nog meer aan banden leggen. Op dit tijdstip namelijk was aan Joden, zooals ik reeds aantoonde, het betreden van schouwburgen, concertzalen, bioscopen etc. verboden. Men trachtte dit niet alleen door joodsche muziek-, tooneel-en schilderskunst te vervangen, maar ook door particuliere bijeenkomsten, waarvoor zich veelal ook niet-joodsche kunstenaars ter beschikking stelden, om zoodoende de joodsche Nederlanders toch aan het algemeene cultureele leven te doen deelnemen. Dit feit was den Duitschers een doorn in het oog,- derhalve voerden zij het bovengenoemde vergunningsstelsel in. De aanvragen moesten via den Joodsche Raad voor Amsterdam worden ingediend. Het bleek spoedig, dat vergunningen alleen werden verstrekt, indien het onderwerp van joodschen aard en de spreker resp. kunstenaar eveneens Jood was, terwijl bij kunstbeoefening zelfs de dichter, componist etc. Jood moest zijn. Derhalve konden bijeenkomsten van algemeen-cultureelen aard niet meer of alleen in het geheim plaats vinden.

Uit verschillende reeds genoemde bepalingen bleek o.a. duidelijk het streven van de Duitsche autoriteiten, de Joden uit het algemeen-cultureele leven uit te schakelen. Geheel in overeenstemming hiermede bepaalde verordening nr. 211/1941 „betreffende de Nederlandsche Kultuurkamer" van 22 November 1941 in art. 10, dat Joden of joodsch-vermaagschapte personen (dat zijn degenen, die met een Jood waren gehuwd of daarmede in concubinaat leefden) geen lid van de Nederlandsche Kultuurkamer of van een vereeniging van personen, die lid van de Neder-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.