Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

Titel
Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

Jaar
1945

Pagina's
104



48

den gesteld of wel geheel kon worden verboden. Deze instructies konden op groepen van personen of op aft zonderlijke personen betrekking hebben. De bepalingen betreffende de ontslag-beperking waren op Joden niet toepasselijk. Verder werd nog een regeling getroffen voor. het geval de opzeggingstermijn door den werkgever volgens rechtsvoorschrift dan wel overeenkomst langer dan 3 maanden was of de overeenkomst door het verstrijken van tijd op een na 31 Januari 1942 vallenden dag zou beëindigd zijn geweest. Ten slotte werd nog bepaald, dat rechten op pensioen, op verzorging of anderszins in een terstond uit te keeren schadevergoeding konden worden veranderd.

Van de mogelijkheden, die deze verordening bood, is een zeer ruim gebruik gemaakt, vooral door een uitvoeringsbesluit van den Rijkscommissaris d.d. 30 Juni 1942, waarop ik nog nader zal terugkomen.

Volgens verordening nr. 199/1941 d.d. 22 October 1941 „betreffende het deelnemen van joden aan vereenigingen van personen en stichtingen zonder economisch doel" werd het aan Joden verboden, 1) dergelijke vereenigingen op te richten, aan de oprichting deel te nemen of lid hiervan te zijn of worden, 2) aan de .oprichting van een dergelijke stichting deel te nemen of uit het vermogen hiervan direct of indirect voordeel te trekken en 3) voor een dergelijke vereeniging of stichting werkzaam te zijn. Op uitsluitend joodsche vereenigingen en stichtingen waren deze verbodsbepalingen niet toepasselijk. Derhalve moesten de Joden hun lidmaatschap van alle Nederlandsche weldadigheidsvereenigingen, zooals het Roode Kruis, Groene Kruis, diverse reddingsmaatschap-pijen, armenzorg etc. beëindigen.

Verordening nr. 200/1941 „houdende regeling betreffende het doen verrichten van arbeid in joodsche huishoudingen" van 22 October 1941 verbood, dat niet-jood-sche personen in huishoudingen van gezinnen, waarvan een Jood het hoofd was of waarvan een Jood langer dan vier weken ononderbroken deel uitmaakte, werk verrichtten. Reeds werkzaam personeel moest uiterlijk per 1 Januari 1942 worden ontslagen. Dit verbod trof derhalve niet alleen vol-joodsche, maar ook gemengd-gehuwde gezinnen. Wel was volgens art. 4 dezer verordening vrijstelling van deze bepalingen mogelijk. Voor het verkrijgen van deze vergunningen heeft de Joodsche Raad voor Amsterdam zijn medewerking eveneens ver* leend. Hij slaagde er inderdaad in, een aantal uitzonderingen voor oude en hulpbehoevende personen te verkrijgen. Hiermede was echter de taak van den Joodsche

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.