46
van distributiebescheiden en heeft zich tevens met de transporten van goederen belast, voor zoover deze door de evacués mochten worden medegenomen.
Ten opzichte van de reisvergunningen werd door de Duitsche autoriteiten een onderscheid tusschen de z.g. korte en permanente reisvergunningen gemaakt. De eerste groep werd met een maximumduur van vier dagen verstrekt; voor reizen van vijf dagen en langer was een permanente reisvergunning vereischt. Deze z.g. korte reisvergunning mocht in het begin door den Joodsche Raad voor Amsterdam mondeling worden verstrekt, mits zij voor een dringend doel, waarbij een economisch belang op het spel stond, en voor dringende familie-aange-legenheden diende. Hierbij deed zich de moeilijkheid voor, dat Joden, die in het bezit van een dergelijke vergunning waren, bij aanhouding door de Duitschers niet konden aantoonen, dat zij werkelijk met toestemming reisden: de vergunningen mochten immers alleen mondeling worden gegeven. Door den Joodsche Raad voor Amsterdam werd dit ondervangen, doordat hij voor de noodige administratieve kosten een klein bedrag in rekening bracht (ƒ 0.25, voor onvermogenden gratis) en als bewijs hiervoor een strookje afgaf. Dit strookje diende dan wel als bewijs voor een vergunning, hetgeen over het algemeen ook door de controleerende ambtenaren als zoodanig werd erkend. Op last van de Duitsche autoriteiten mochten van Februari 1942 af alleen nog vergunningen voor twee dagen worden verstrekt. Terloops zij opgemerkt, dat de Joodsche Raad voor Amsterdam de administratieve kosten voor het verstrekken van deze vergunningen op ƒ 0.10 terugbracht. In Mei 1942 werd den Joodsche Raad voor Amsterdam geheel verboden, nog korte reisvergunningen af te geven. Deze werden uitsluitend door de „Zentralstelle für jüdische Auswanderung" verstrekt. Aangezien de Joodsche Raad voor Amsterdam het als zijn taak beschouwde, zooveel mogelijk de Joden te helpen, verleende hij gedurende de periode van 15 September 1941 tot Mei 1942 zeer veel reisvergunningen. Er werden door het reisbureau met zijn onderafdeelingen ongeveer 340.000 vergunningen verstrekt. Sedert het tijdstip, dat de „Zentralstelle für jüdische Auswanderung" de afgifte van deze korte reisvergunningen zelf ter hand nam, was practisch het reisverkeer voor de Joden afge-loopen, omdat alleen in zeer sporadische gevallen dergelijke vergunningen werden verleend. Ook voor het verkrijgen van deze vergunningen gaf de Joodsche Raad voor Amsterdam zijn bemiddeling.
De z.g. permanente reisvergunningen werden in hoofdzaak alleen voor scholieren, leeraren en medewerkers van den Joodsche Raad voor Amsterdam verstrekt; ver-