31
personeel nog niet in gebruik was genomen. Men ziet hieruit duidelijk, hoe weinig men toen in het algemeen tegen de bevelen van de Duitschers durfde te doen. De arrestaties vonden uitsluitend plaats in Amsterdam-Zuid, derhalve bij de meer-gegoeden. In tegenstelling tot de eerste razzia werden deze arrestaties door de Duitschers niet gepubliceerd; blijkbaar durfden zij dit met het oog op de gevolgen van Februari niet meer aan.
De arrestanten werden weer naar Schoorl overgebracht en daarvandaan naar het concentratiekamp Mauthausen, ofschoon ook dezen keer uitdrukkelijk aan de voorzitters werd medegedeeld, dat de arrestanten als gijzelaars werden behandeld.
Er bevonden zich dus op dit tijdstip 700 joodsche personen uit Amsterdam in het concentratiekamp Mauthausen, waarvan 400 in Februari 1941 en 300 in Juni 1941 waren gearresteerd. In Juni 1941 bereikten den Joodsche Raad voor Amsterdam de eerste doodsberichten van beide groepen; hij kreeg zeer categorische mededeelingen, waarbij meestal de ten opzichte van jonge en gezonde mannen onwaarschijnlijkste doodsoorzaken, b.v. zonnesteek, nierontsteking, longontsteking werden opgegeven; zelfs de beruchte tijding: „op de vlucht doodgeschoten" werd vaak ontvangen. Reeds vóór dien tijd waren enkele individueele doodsberichten binnengekomen, maar de mededeeling hiervan ontvingen de nabestaanden door de „Sicherheitspolizei" zelf. De familie werd opgeroepen, bij deze te verschijnen, waarna haar het overlijden van haar verwanten zeer koelbloedig werd medegedeeld. Deze methode beviel den Duitschers blijkbaar weinig, zoodat zij deze droevige taak na het toenemen van de doodsberichten aan den Joodsche Raad voor Amsterdam overdroegen. In den loop van de jaren 1941 en 1942 werden van alle gearresteerden doodsberichten ontvangen; of dezen allen werkelijk overleden zijn of op dat tijdstip waren, is op dit moment niet te zeggen. Het is wel een enkelen keer gebeurd, dat men een briefkaart met een lateren datum dan dien van het overlijdensbericht ontving. Geruchten dienaangaande kon men in het jaar 1943 nog vernemen.
Razzia's op kleinere schaal zijn in de jaren 1941 en 1942 op grond van zeer gezochte aanleidingen ook buiten Amsterdam gehouden, voornamelijk in Gelderland en den Achterhoek van Overijsel. Hoe groot dit aantal was, is momenteel niet na te gaan; voor zoover bekend is, werden eveneens van alle aangehoudenen doodsberichten ontvangen.
De Joodsche Raad voor Amsterdam heeft pogingen in het werk gesteld om in deze aangelegenheid de bemiddeling van het Nederlandsche Roode Kruis in te roepen,