17
in deze verordening zeer ver, zoodat niet alleen ondernemingen van natuurlijke personen, naamlooze vennootschappen enz. daaronder vielen, maar ook zelfs zoodanige ondernemingen tot aanmelding waren verplicht, waarvan „een der tot wettige vertegenwoordiging der onderneming bevoegde personen (directie) of ten minste één van de leden van den Raad van Commissarissen jood was". Aldus viel hier een zeer groot aantal bedrijven en ondernemingen onder, zelfs de Nederlandsche Bank, die één joodschen commissaris had. Men ging uit van den toestand, zooals die op 9 Mei 1940 was.
Ten slotte werd in art. 4 dezer verordening omschreven, wie Jood was, nl.
„Ie. Een ieder, die uit ten minste drie naar ras vol-joodsche grootouders stamt, en 2e. Degene, die uit twee voljoodsche grootouders stamt en
A. Hetzij zelf op den 9en Mei 1940 tot de joodsche kerkelijke gemeente heeft behoord of na dien datum daarin wordt opgenomen.
B. Hetzij op den 9en Mei 1940 met een jood was gehuwd of na dat oogenblik met een jood in het huwelijk treedt.
Een grootouder wordt als voljood aangemerkt, wanneer deze tot de joodsch-kerkelijke gemeenschap heeft behoord."
Minder belangrijk was de verordening nr. 231/1940 van 19 December 1940, „betreffende het doen verrichten van arbeid door Duitschers in joodsche huishoudingen"; hierbij werd bepaald, dat personen van Duitsche nationaliteit, van Duitschen of stamverwanten bloede geen huishoudelijke werkzaamheden in joodsche huishoudingen mochten verrichten.
In Januari 1941 verscheen in de dagbladen namens den Nederlandsche Bioscoopbond een mededeeling, die zonder twijfel door de Duitschers was geïnspireerd, indien niet zelfs bevolen. Er werd in het belang en ter bescherming van de exploitanten en de bioscopen zelf, naar aanleiding van de ordeverstoringen tijdens filmvertooningen, die „natuurlijk" grootendeels door joodsche bezoekers werden veroorzaakt, den Joden de toegang tot alle bioscopen in Nederland ontzegd.
Van het grootste belang was de verordening nr. 6/1941 van 10 Januari 1941, „betreffende den aanmeldingsplicht van personen van geheel of gedeeltelijk joodschen bloede".