Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

Titel
Overzicht van het ontstaan, de werkzaamheden en het streven van den Joodsche Raad voor Amsterdam

Jaar
1945

Pagina's
104



16

Als eerste verordening op dit gebied verscheen nr. 80/1940 van 31 Juli 1940 „houdende voorschriften ter vermijding van het kwellen van dieren bij het slachten van vee". Hierbij werd bepaald, dat warmbloedige dieren vóór het slachten moesten worden verdoofd. Deze bepaling maakte het ritueel slachten onmogelijk. Het is niet aan te nemen, dat de Duitschers dit uit zachtzinnigheid deden, maar wel, dat zij de godsdienstige joodsche Nederlanders óf tot overtreding wilden dwingen, óf hun het eten van vleesch ónmogelijk wilden maken.

Op 20 Augustus 1940 verscheen een verordening nr. 108/1940 „betreffende bijzondere maatregelen op administratiefrechtelijk gebied". Hierin werd bepaald, dat zekere groepen ambtenaren door den Rijkscommissaris werden benoemd en ontslagen.

Deze verordening werd gevolgd door de verordening nr. 137/1940 van 13 September 1940 „betreffende de regeling van de rechtspositie van ambtenaren en overig personeel, alsmede van bepaalde beëedigde personen". Op grond van deze verordening werd bepaald, dat ambtenaren konden worden aangesteld of ontslagen, zoo noo-dig in afwijking van het tot dit tijdstip geldende recht. Krachtens deze twee verordeningen werden alle joodsche ambtenaren op 4 November 1940 ontslagen. In een pensioenregeling werd op 21 Februari 1941 voorzien.

Op grond van een beschikking van het Departement van Binnenlandsche Zaken van 27 November 1940 werden de Joden uit alle eereambten in rijk, provincie, gemeente etc. ontslagen.

Door een beschikking van hetzelfde Departement van 10 December 1940 werden de Joden uit hun eereambten als raadsleden bij de gemeenten ontslagen en ten slotte mochten op grond van een uitvoeringsbesluit krachtens bovenaangehaalde verordening nr. 108/1940 geen Joden meer opnieuw bij de Nederlandsche administratieve organen worden benoemd. Hiermede werden alle instituten, waarin de staat of de gemeenten deelgenooten waren, gelijk gesteld.

Concludeerend kan dus worden gezegd, dat op grond van deze maatregelen de Joden uit het ambtenarenapparaat geheel waren verwijderd.

Zeer belangrijk was de verordening nr. 189/1940 van 22 October 1940 „betreffende het aangeven van ondernemingen". In deze verordening werd bepaald, dat alle joodsche ondernemingen bij het Bureau voor Economisch Onderzoek (Wirtschaftsprüfstelle), te Den Haag, moesten worden aangegeven en wel op formulieren, die bij de Kamer van Koophandel verkrijgbaar waren. Men ging

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.