16
Karalyk. Ja, ja. Maar m’n zoon ook. We zijn Allemaal zonder papieren, allemaal...
Hoofdman (kort). Nee! Je zoon hoeft niet als-ie niet wil — staat op de lyst van de gedoopten, sinds gister.
Karalyk. Ben — jy gister — ge —* gedoopt? (Harde stilte). Ben jy gister... (vliegt op de tafel toe, grijpt ’n mes) ... Ben jy ...
Hoofdman (hem met geweld tegenhoudend) ... Is ’t genoeg? Sta ik hier als kwajongen? Vooruit — of mot de knoet meepraten?
Karalyk (tot de vrouw) ... Wist jy dat? Mocht-ie daarom geen brooge... En voor dien schoft heb jy 'n bord an de Sjabbestafel gezet?...
Hoofdman (tot de kozakken). Angepakt. Duurt te lang.
K a r a 1 y k. Bij de herinnering an je eigen ouwers — laat me nog even wat zeggen an me — an me zóón...
Hoofdman. As je Jt kort maakt — en geen nieuwe kunsten!
Karalyk (terwijl hij spreekt, wijkt de Hoofdman, half angstig, half geparalyseerd door de woede van den grijsaard. De meid en de kozakken staan in de deuropening) ...Wou ’k zeggen — wou ’k zeggen — Petrushka — dat jy — dat jy — (barst in waanzinnige woede los) ...Hadden ze je gister liever gesteenigd, gesteenigd dat je hersens door de honden waren gevreten! Hadden ze je tong uit-gerukt — de tong waarmee je ónzen God heb gelasterd! — Was je by je geboorte gestikt —- aan je moeder d’r borst doodgebleven, toen je van haar je eerste voedsel nam! — JÖ • ~ jy! — jy! — die daar straks ’t Boroeg Atto Adonoj in dórst te zetten!... (snikt even hijgend —-weert den hoofdman, die een gebaar maakt af, grijpt een glas van tafel, verbrijzelt het tegen den grond — dan met herstijgende drift:) ...Zoo waar als dit glas nooit meer heel wordt, de scherven mekaar niet terugvinden — vloek ik jou, Petrushka, trap ik je van me af ~ walg ik van je — spuw ik naar je (spuwt on