15
Karalyk. Die ben ik.
De Hoofdman. Je papieren!
Karalyk. Papieren? Wat voor papieren?
De Hoofdman. Dat je hiér wonen mag .. .
Karalyk. Ik — papieren — ik die van m’n kinderjaren ?...
De Hoofdman. Geen praatjes, geen gezwets, jood — we hebben andere korvee!
Karalyk. ’k Begrijp ’r niets van. As je zegt wat je wil...
Hoofdman. Wil je ’t uitzettingsbevel lezen — je staat als vreemdeling ingeschreven, Karalyk...
Karalyk. Ik vreemdeling — ik die meer dan ’n halve eeuw...
Hoofdman (nijdig). Laat me uitspreken! Val je soort in de rede! Wat wou jij anders dan vreemdeling zjn? Heb je ooit verlof gevraagd hier te wonen? Na de herrie, de relletjes van gister en eergister, waarin jij betrokken ben geweest, is ’r vastgesteld dat je alles heb behalve papieren. Heb je papieren, ja of nee?
Karalyk (dof). Nee — wèl van ’t geld dat ze schuldig zijn ...
Hoofdman. Die gaan me niet an. — Verkassen!
Karalyk. Verkassen ? — Motten wij... Wanneer ?
Hoofdman. Op slag. — Dadelijk.
Karalyk. Op slag — midden in’t Sjabbesmaal? — Mót dat?
Hoofdman. Anders zou ’k ’t niet zeggen, hè ? — Vooruit! — Ingerukt!
Karalyk (dof). Mag ’k pakken wat ze bij de verwoesting hebben gelaten?
Hoofdman. Je pakt niets! Voor ’n verhuisoptocht heb ’k geen opdracht. — Alleen jij en je vrouw!
Karalyk. Goed, goed (tot Petrushka). Kom jongen. We zijn de eersten niet, zullen de laat sten niet zijn — we blijven Godlof bij mekaar...
Hoofdman. ’kZeg toch weergaaschduidelijk: alleen jij en je vrouw!