XIII
Noot Van de avondbladen is o. m. het „Handelsblad” 'n beetje boos. Het schrijft:
„De vraag is nu, wat is in deze waarheid? Want een vriend van den heer Heijermans, de heer F. H. J. Mynssen, die onder het pseudoniem K. W. van Rijns-waerde schrijft, heeft ons zwart op wit verklaard, dat Ivan Jelakowitch de schrijver was, en wij hebben hem geloofd.
Jammer, dat de Rus zelf nu dood gemaakt is en geen familie heeft achtergelaten; anders zou men die kunnen raadplegen. Nu zal het geheim van het vaderschap wel nooit worden opgehelderd, tenzij de heer Mijnssen nog een uitweg weet te vinden, maar dan is het de vraag, of men hem wel weer zal gelooven ?
De heeren hebben zich vastgejokt... hoe komen ze er nu weer uit?”...
Raadgeving: Doet als voorzichtige menschen. O „Handelsblad”!... en informeert bij den Burgerlijken Stand te Nizhni-Novgorod.
* * *
Na het verschijnen van dit artikel kwam een storm los. Velen van degeen, die den Russischen auteur bewierookt hadden, haastten zich den Hollander met ’n uitgezóchte hoeveelheid hatelijkheden, die 'k onvermeld laat, af te maken. Geen stuk bleef ’r aan den echten schrijver van „Ahasverus” heel. Talent werd hem opnieuw met verbittering ontzegd ...
'tBlad „Gelria” van den 9den Juni 1893 geeft de stemming allerjuist weer:
„Een kostelijke grap is die van Herman Heijermans Jr., die een drama schreef: „Ahasverus” en het liet doorgaan voor het werk van een gefingeer-den Russischen schrijver Iwan Jelakowitch. Kostelijk hierom, dat er weer een aantal critici, zelfs van de grootste bladen zijn ingeloopen. ,,Handelsblad” en „Nieuws van den Dag” namen een roerend levensbericht van Jelakowitch op, de stemming was ge