XII
Waarom geef ik die extracten ? Die vraag kan beant-woerd worden met eenige tegenvragen: Zou men van ’t Russisch drama notitie genomen hebben, als ’t geannonceerd was als „Ahasverus, door H. H. Jr.” ? Zou men niet geheel vooringenomen de voorstelling gevolgd hebben, als men geweten had, dat een jong Hollander ’t geschreven had? Zou men niet gedoceerd hebben over ’t gebrekkige der lokale kleur, over de mogelijke onjuistheid der Russische toestanden? Zou men niet schoolmeesterig over ’t geheele stuk gevallen zyn? Nu stond men tegenover Jelakowitch — let wel op den mooi-klinkenden naaml —: nu had men te beoordeelen een Rus wiens geheimzinnigheid biologeerend werkte.
Deze mystificatie was noodig, omdat er something rotten is in the state der Hollandsche dagbladkritiek.
Men zal me genoeg gezond verstand toedichten, om te willen begrijpen, dat het succes van „Ahasverus” niet op „Dora Kremer” terugwerkt. Maar is het denkbeeld zoo onmogelyk, dat er tusschen de overdreven loftuitingen aan ’t adres van den Rus en de alles af brekende beoordeelingen over den Hollander een middenweg is?
Moet ik er nadruk op leggen, dat de mystificatie alleen voor de pers berekend was en dat mijn bedoeling geen kwetsende is? Men behoeft er geen „verbannen” Rus voor te zijn, om met ellendige, walgelijke godsdienstvervolgingen mee te voelen! „Ahasverus” is een episode, een greep uit het leven, een dramatisch tafreel, zonder meer.
Ten slotte mijn excuus aan de lezers, dat ik hen zoolang met mezelf heb bezig gehouden, ’k Moest ’t doen om deze vivisectie der kunstbeoordeelingen te moti-veeren...
Men heeft ’t in de laatste weken zoo druk over mijn ziel, mijn tranen, mijn gemarteld hart gehad, dat men me ’t vroolijke dezer artikelen wel zal willen vergeven.
6 Juni, 1893. Herm. Heijermans Jr.