X
gemartelde, met de belichaming der gedachte van een kunstenaar, die een enkelen kreet van smart laat hooren, die ten hemel schreit. De dichter heeft inderdaad iets, wat hem op het hart ligt, wat hij zeggen moet.
De groote toewijding der artisten en de afspiegeling van den waren toestand zijn oorzaak van een succès, gelijk we er voor een ernstig stuk in vele jaren geen hebben beleefd.” (De Portefeuille, 3 Juni).
De heer J. H. Róssing, een der meest welwillende beoordeelaars van „Dora Kremer”, een dier critici, die bij de voorstelling daarvan te Amsterdam tot zelfs „een vrijwillige claque” opmerkte, is over „Ahasverus” in extase. Eerst deelde hij den geheelen inhoud in „Het Nieuws van den Dag” mede — iets, dat bij Z.Ed. altijd een kenmerk van groot enthusiasme is —, daarna, dat „het geheel grooten indruk maakte” en ten slotte kwam zelfs een derde artikel met zinnen als deze:
„Daarom is dit treurspel zoo treffend, omdat uit het geheel een ziel spreekt, omdat het geschreven is met tranen....
„Ahasverus” heeft op mij bij de lezing grooter indruk gemaakt dan bij de vertooning, hoe prijzenswaardig ook. Ik heb er het volle besef van gehouden, dat hier een hart zich lucht gaf, dat wreed gefolterd was, dat hier iemand sprak, die wat te zeggen had en niet schreef tijdverdrijf-literatuur, maar die gedreven werd om te getuigen van de ellende van het in Rusland bij velen ten onrechte zoo verachte volk van Israël!”...
Het „Handelsblad” schreef:
„Niettemin achten wij „Ahasverus” een der beste en meest aangrijpende drama’s die wij in langen tijd hier zagen opvoeren, de vreemde voorstellingen niet uitgezonderd. Realistisch is het zeker, maar van een realisme dat zich uit in reine, onopgesmukte waarheid, zonder de minste ruwheid of zonder iets van het gruwelijke, dat wij b. v. in „De Macht der Duisternis” te zien krijgen.