Wolken
Kom mee, mijn lief! de kim bloeit wonder open: morenpaleizen, enkel zuil en boog, en rossige fonteinen van vroegmorgen-glans en brede bekkens over heel de zee...
Kom mee, kom mee, mijn lief! en zie de waaiers der zon in die luidjuichende fonteinen weerkaatst, de zee met armen vol verlangen naakt reikend naar d’óvergebogen hemel, die zijne lippen dronken drenkt met licht, de kustlijn ginds een schuimstriem op het blauw geslagen en de fris gewassen stad vér achter, achter ons, druipend van zon!
Kom mee!-De wereld is pas opgestaan en wrijft zich de ogen uit met beide handen en knipoogt in de dag.
Over de velden drijft laag de donzen wijding van de dauw: zware bomegetakten wijze’ er naar, witte wolkeprocessiën zien er naar, wij staan aanéén, aanéén in zonne zeegning!
Wolken, Hef! wolken, wolken! zie ze gaan: exotische gezanten in tunieken van wit en grijs, vóór hunne voeten saam-gevat en om de plompe voeten rond:
gezanten in vuurrood-doorschoten linnen gewaden, die wel brede vleuglen lijken zo wijd staan ze uit-gezanten van de kleine gebieders, die diep in de bergen wonen: grijs hunne schoudermantels, waar de ronding