De boog

Titel
De boog

Jaar
1917

Druk
1969

Overig
3ed 1969

Pagina's
47



Toen klommen.

Toen klommen wolken opwaarts langs de torens met naakte lijven, geel, gespierd en recht; de bomen glinsterden als koopren horens en krachtig klonk de lokroep van de specht.

Vóór ons het veld;-de huizen bleven achterliet vee dreef, groot en zwijgend, over ’t land en aan de einder stond, geweldig wachter, de molen, die ons wenkte met de hand.

De wind stak op. Als een gelukkig vendel zo schoot ons haar zijn driftige cadans; we proefden vruchten, honig en lavendel en alle blaadren gingen op ten dans.

De nevels rezen en de nacht werd later, de grijze weg liep verder voor ons uit; nu eerst weer hingen bomen in het water maar vreemd, nog altijd talmde het geluid.

- - Vijf korte slagen. -De aarde liet, van verre, de rozenkrans door hare vingers gaan, een Ave prevelend voor elk der sterren, een Pater voor de sluitkoraal, de maan.

26

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.