Tegen avond
Hemels staan op mijn hand gebogen; ik zing mijn lied -
Zon en maan draag ’k op mijn ogen, ik sluit ze niet.
Zeeën kome’ aan mijn voeten breken: zij missen kracht; zwart maakt hij alle hemelstreken, mijn vriend de nacht.
Dieren springen op tot mijn schouder, mijn hoofd blijft stil; ik word niet bleker-enkel ouder mijn trots, mijn wil.
Nooit zal u een leven meer in tel zijn, mijn licht, dat vlucht! -Graan is mijn daad, een bloem mijn welzijn, mijn lot: een vrucht.
25