De boog

Titel
De boog

Jaar
1917

Druk
1969

Overig
3ed 1969

Pagina's
47



II

Zingende kwam hij af:

Aan d’onderkant der korens, in de oksel der vlakten en der bergen voet, recht langs een rotsglacis, ruig van torens, hurkte de mijnstad naast de grote vloed.

Grondwind stond tegen vangschotten en huizen, ovens kraaiden kracht en vuur en smook; doodslucht sloeg óp uit de strot der schachtbuizen, die mondde in het licht en naar ellende rook.

Hij zag hoe voor ’t moederlicht, dat zij heks noemen, het diep der schachten foltering verzon en ’t offerde aan een dier middeleeuwse doemen: -een vlam, een vlam geselde de zon!

Hij zag hoe, rood boven de naakte gronden, met de gulzigheid van sikkels om het graan, zwaaiende poliepen haar bol verslonden als in oosterse legenden een draak de maan;

Haar zwart karkas hing nog op zijn ogen-maar in de sloper van zons rondeel erkende hij Zelfzuchts vlam, zonder meedogen een god verzwelgende tot eigen deel.

Hij ging.-Aan de opalen nacht verrezen de schepelingen der sterren met de maan als boot; hij ging, ten voeten uit tegen de vuurkim, vrezende een gruwlijke ontheiliging van zijn dood. -

ii

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.