De vlam
EEN SYMFONIE I
Denkbeelden had hij aan zijn tred gebonden; boven hem wapperde extaze als een vlag: met een lach om de noodkreet der vagebonden stapte hij zingende naar de jongste dag,
de dag, dat hij het vermetel vuur zou voelen straalarmen rondom zijn ondergaande vlees, dat, vloeibaar, het lot hem kwam omspoelen, gaten invretend van venijn en vrees.
Ogen, op zoek naar Vlams rode alarmen, verkenden de kim en de versperring van het pad, weerden zich, worstlend met de kracht van armen en maakten de glooiingen voor ’t lichaam glad;
Ogen slurpten spelonken leeg en rivieren: al wat zij borgen sprong voorwaarts als een beest; dl hun gevaren stormden te vieren, schamplichten slaande, een bovenmenslijk feest!
De bergen jubelden-voorjaarsfregatten, flakkrende zeilree aan ’t anker dat deint -toortsbomen wilden zijn schouders vatten, door heel een wereld werd hij gedodijnd:
doch had hij denkbeelden al aan zijn tred gebonden, toen hij stapte, zijn wil tot weg, een vuur tot baak, kierde hem het lijf ook in duizenderlei monden: -hij zweeg van zijne liefde en van zijn taak. -
10