De spiegel

Titel
De spiegel

Jaar
1925

Druk
1925

Overig
1ed 1925

Pagina's
50



En hij? Wat deed hij als de morgen steeg tot aan zijn mond, en hij dien proefde? Leegde hij dien? — Wat hij dichtte? — Wat hij deed?...

Hij karnde. — Niet als een goddelijk man

uit de legende, met verrukte hand

water slaande, (en de baard trilde aan zijn wang,

het zondig volk wachtte en werd veelmaal honderd: zijn vruchtende wil sloeg; de rots werd wonder;

*t wonder stroomde; — toen leschten zich de zondaars.)

zóó voelde hij, karner en blind, zich niet.

En in zijn ton de melk bleef slap en nieuw of Middag al tegen hemel opliep.

Maar evenmin droeg hij, bij zon te middag, den wrok van ’t dorp, en hoe daar geen gezichten leden ’t verzet van zijn ivoren blindheid.

Hij stond er naar den eisch van ’t schoone lot.

— Soms, na den hoogsten dag, een jongen klom naar hem op; voor zijn spel nam hij den stok

uit handen van den karner. Die nu lachte, en lachte dat bij de onmacht van zijn handen een koene knaap hem nam den stok uit handen;

en zacht lachende vroeg hij: „wat ’s rondom ?

„wat ligt er onder zon? wat zegt de zon?”

En de knaap die in zijn speelvreugde sprong:

„Karner, de beek is wijn, de berg is vleesch,

„de paden gaan als aadren eromheen;

„groen van zon gaan de paden naar de beek

„karner — de menschen, opgezette krekels, „dompelen zich in de beschenen wegen.

„Groot jaagt hen op de wind, de groote veger

25

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.