lijk, eindelijk hield het meisje halt voor een deur; ze stapte binnen en het eerste wat Blurry te zien kreeg, was een soortgelijk ding als Miurra ook was. Poes heette het, als hij zich nog heel goed herinnerde. De poes die hier was, streek om de benen van het blonde meisje heen, maar dit duwde hem weg en liep met Blurry op haar arm naar een wit geval toe. Het geval was hoog boven de grond, breed, wit en glad. Aan de kant was iets van blinkend metaal, waaraan je draaien kon, want dat deed het blonde meisje. Blurry werd op een grote, harde en koude plaat neergezet en het meisje begon hem te wassen, vooral zijn vel op de plek waar het nare beest hem gebeten had. Het deed erge pijn en Blurry huilde ook erg, maar er was niemand die zich daaraan stoorde. Dit soort was duurde gelukkig niet zo lang als het soort, waarvan Miurra zich bediend had, maar , . . het was veel kouder en natter! Het meisje was dan ook tamelijk gauw klaar met hem, droogde hem af, deed hem een schone doek om en stopte hem in een donzen bed, net zo een als zijn bazinnetje voor hem gebruikte. Waarom nu naar bed? Blurry was volstrekt niet moe en wilde ook niet naar bed! Nauwelijks was het meisje dan ook de kamer uit, of hij liet zich uit het bed glijden en via een groot aantal deuren en openingen belandde hij weer op straat.
„Nu moet ik beslist wat eten", dacht Blurry. Hij snoof