Maar weet je, Blurry, ik verveel mij vaak zo alleen; wil jij niet een beetje bij mij blijven?”
,,Ik wil wel bij je slapen”, antwoordde Blurry kordaat met een airtje, of bij de mooie Miurra daarmede een dienst bewees. ,,Maar morgen moet ik weer verder de wereld ontdekken”. Daarmede was Miurra vooreerst wel tevreden.
„Kom mee”, zei ze en Blurry volgde haar naar een ander vertrek, waar hij weer niets anders dan poten zag. Poten van hout in ’t groot en in ’t klein, maar toch ... er was nog iets anders. In de hoek stond een grote rieten mand, waarin een kussen met groene zijde overtrokken lag. Miurra stapte zo maar met haar vuile poten op dat kussen; maar Blurry vond dat zonde, alles zo vuil te maken. „Zal ik mij niet eerst een beetje wassen?” vroeg hij. „Weet je, ik zal je wel wassen net zoals ik mezelf was”, antwoordde Miurra. Blurry kende deze methode volstrekt niet en dat was wel goed ook, anders had hij Miurra zeker niet laten beginnen. Nu commandeerde de poes hem om rechtop te gaan staan en heel kalm streek ze met haar tong over Blurry's voeten. Blurry rilde en vroeg
49