oprechter vrienden krijgen dan tot nu toe het geval is geweest”.
„Nu begrijp ik het helemaal, maar zeg mij, elfje, ben ik ook zo hoogmoedig als het roosje?”
„Luister, Eva, mensen en kinderen, die zich zulke dingen ernstig afvragen, zijn al niet hoogmoedig, want hoogmoedige mensen weten dat niet van zichzelf. Je kunt je dus zelf het beste op deze vraag antwoorden en ik zou je aanraden, dat eens te doen. En nu gaan we verder; zie eens, is dit met lief?”
Het elfje knielde bij deze woorden neer bij een blauw klokje, dat zich zachtjes op de maat van de wind in het gras wiegde.
„Dit klokje is vriendelijk, lief en eenvoudig. Het brengt vreugde in de wereld; het luidt voor de bloemen net als de kerkklok voor de mensen luidt. Het helpt vele bloemen en geeft hun steun. Het klokje voelt zich nooit alleen, het heeft muziek in zijn hartje. Dit bloemetje is een veel gelukkiger wezen dan het roosje! Het bekommert zich niet om de lof van de anderen. Het roosje leeft alleen voor en van de bewondering; als deze uitblijft heeft het niets over w'aar het blij om kan zijn. Haar uiterlijk leeft voor de anderen, haar hartje is leeg en dus niet vrolijk. Het klokje daarentegen is niet zo mooi, maar heeft .echte’ vrienden, die haar prijzen voor haar melo-