is het roosje hoogmoedig en van hoogmoedige wezens houd ik met!”
„Is Lientje dan ook hoogmoedig? Zij is toch ook zo mooi en door haar rijkdom de aanvoerster der klas?”
„Denk zelf even na, Eva; dan zul je moeten toegeven, dat als Marietje uit jullie klas iets tegen Lientje wil inbrengen, deze de rest van de klas tegen haar opstookt. Zij brengt als reden in, dat Marietje lelijk en arm is. Jullie anderen doen wat Lientje zegt, want jullie weten allen, als jullie niet doen wat de aanvoerster wil, dat zij kwaad zal worden, en dan zijn jullie meteen en voor altijd uit haar gunst. Om uit de gunst van Lientje te zijn betekent voor jullie haast evenveel alsof de directeur een hele tijd kwaad op jullie is. Je mag niet meer bij haar thuis komen, je zult beslist door de rest van de klas genegeerd worden. Zulke meisjes als Lientje zullen later alleen in het leven staan, want als de andere meisjes ouder worden gaan ze met elkaar tegen Lientje, en, Eva, als dat gauw gebeurt kan Lientje zich misschien nu nog verbeteren voor ze voor altijd alleen is”.
„Moet ik dus mijn best doen, de andere meisjes af te leren, altijd naar Lientje te luisteren?”
„Jawel. Eerst zal ze kwaad en woedend zijn op je; is ze evenwel verstandiger geworden en ziet ze in hoe ze gehandeld heeft, dan is ze je zeker heel dankbaar en zal ze