Op zolder was Trien tot bedaren gekomen en ze was weer aan het denken. Ze zou straks naar beneden gaan en tegen haar moeder zeggen, dat ze alleen maar op de steen gezeten had, en ze zou aanbieden het werk vanmiddag allemaal af te maken. Haar moeder zou dan toch zien, dat ze niet tegen veel werk opzag, en als ze zou vragen waarom ze dan de hele ochtend maar stil was blijven zitten, dan zou ze antwoorden, dat ze erg hard over iets nadenken moest. Als ze dan ’s avonds de eieren moest rondbrengen, dan zou ze voor moeder in het dorp een nieuwe vingerhoed kopen, zo’n mooie zilveren, die zo blonk; ze had daar nog net geld voor. Moeder zou dan zien, dat ze zo slampamperig toch niet was. Even stonden haar gedachten stil. Hè, hoe zou ze die akelige naam toch kwijtraken! O, wacht, ze wist het al. Van het geld, dat ze van de vingerhoed misschien over zou houden, zou ze een grote zak snaapjes (zo werden snoepjes door de boerenkinderen genoemd) kopen en die zou ze, als ze naar meester ging, onder al de meisjes verdelen. Dan zouden ze haar wel aardig vinden en vragen of ze eens mee wilde spelen en dan zouden ze al gauw zien, dat ze dat ook best kon, en niemand zou haar meer anders dan Katrientje noemen!
Nog even aarzelend stond ze op en ging zachtjes de zoldertrap af. Toen ze de boerin in de gang tegenkwam
24