lachen! Nu hoorde ze ook duidelijk haar naam noemen, haar bijnaam, die ze zo verschrikkelijk haatte, maar die ze steeds weer zachtjes achter haar rug hoorde noemen: ,,Slampientje!”
O, wat voelde ze zich ellendig; kon ze maar naar binnen gaan; maar dan zouden de kinderen haar nog meer uitlachen.
Arm meisje, het zal wel niet voor 't eerst in je leven zijn, dat je je zo verlaten voelt en dat je andere meisjes zo
„Trientje, Trien, binnenkomen, we eten!” Nog een diepe zucht en het meisje stond langzaam op, om aan haar moeders roep te gehoorzamen.
„Wat een vrolijk gezicht zet onze dochter weer, wat hebben we toch een tevreden meisje!” riep de boerin uit, toen het kind nog langzamer en verdrietiger dan anders de kamer binnenslenterde. „Kun je niet eens wat zeggen?” snauwde de vrouw. Haar toon was onvriendelijker dan ze zelf wist, maar haar dochter voldeed ook zo weinig aan haar wensen, een vrolijk, levenslustig meisje te zijn.
„Ja, moeder”, kwam het haast onhoorbaar.
„Je bent me ook een mooie, de hele ochtend weg te blijven en niets uit te voeren. Waar heb je gezeten?"
„Buiten”. Het leek Trientje nu wel of ze een prop m