- 45 -
Der Hindoes, toen die bleke, boze Globe In ’t zuidelijk gesternte van de Weegschaal Weer schaduwloos in al zijn glorie stond.
’t Was ’t jaar, waarin het eerst in Hindostan,
En later over heel de Oude Wereld En in het verre Foe-San over zee J)
Het Rijk aanving, dat Yama voorbereidde Van zwarte Rouw en Smart, en van de geesten In bruin en grauw: van Armoe en Ascese,
Op onzen Aard-Bol om er Vruchtbaarheid En Rijkdom, Weelde, Schoonheid, Levensvreugd En Liefde voor altijd ten ban te doemen Voor ’t somber, middeneewse KIooster-Leven,
Droef als de dag bij Zonsverduistering,
Die bij de Kruisiging van Christus grauwde,
Triest als die blanke Sikkel met de Ster,
Die later ook blonk in de groene vanen Van Mohammed, sinds d’aanvang van de Hedsjra, En treurig als het staag verkeer met schimmen Der volken van het nu verjongde China,
Verloren door Voorvaderen-vereering In stage, donk’re nacht van het Verleden,
Waarin als angst-oog der Traditie waakte Met starre schijn de kille, witte Maan.
En nog regeeren dezen over Aarde,
Totdat de Zon zijn lentepunt verplaatst —
Tans in de Vissen — naar den Waterman, 1 2)
In het begin der Messiaanse Era,
1
Volgens den Japansen Dr. Sonoda verbreidden vijf priesters het Boeddhisme in Foe-San, Amerika. Hij beroept zich hierbij op den Chinesen geschiedschrijver Ma-Toean-Lin.
2
In 20ii a i2 van de Christelike Jaartelling.