KÏKOE-NO-HANA.
I.Wimpels van Wirook.
Ook ginds eindt thans ’t metalen, strenge tingen Van Spoorweg-Tijd de wild vervloden stonden, Waar eens uit porseleinen pul de slingen Van ’t wirook-stokje *) hun azuur heenwonden Naar ’t effen lucht-turkoojs. Maar ’t koortsig dringen Van niwer Leven word nu weergevonden,
Waar statig rijzend, licht in wimpelingen De ruime Uren van Oud-Nippon zwonden.
Nu. .. ik, di al het Tijds-Wee mee moest dragen, Maar ook zijn Vreugd als enk’len slechts genoot, Schenk elk tot heil, tot rust na ’t moordend jagen, Dat harde Plicht of bange Zorg gebood,
Deez’ kalme ritmen, di in kringels steilen Als d'Uren, daar heengeurend eens in ’t Ijle.
4