XXXVII.
Nouvelle Ere.Heil, wen behuifd door rozig pruimbloem-dak ’t Mensdom den blik naar Nippons zeekring richt, Als Isrels Adelaar zegenend van zijn strak Gespannen zwingen licht afvlaagt, ’t gezicht Doet dekken voor den brand, dien hij ontstak, Een vuurstroom als een Jacobsladder ligt —
De Zon uit — koolrood over ’t golvenvlak,
Hij, klimmend goudwit hitte-schittering schicht. Heil, als hij op Parijs daalt, ’t overhangt En als de Adelaar van Atlantida,
Maar van Nippón dan tot Amerika Met wiekgewelf de Wereld-Bol omvangt,
De Rassen — om ’t Latijnse’ één Bond — bestrekt En d’Aard-Ster als één Stad: Niew-Zion dekt.
Amsterdam.
1897—1898.