VIII.
De Draak van China.Om China’s Muur, bergwallen, einder-luchten Waarvan naar ’t zenit starre Stilte ging, Plang-plangt de trom en doet zijn dwingren duchten Voor d’aandreun, klank van grootse’ Omwenteling.
Alom voor stoom walm, koolspits-flitsen vluchte.n Zeilwagens, sampans, ‘) waar langs stroomgesling En reels Europa’s ijzeren monsters zuchten,
Waar gong-gebong voor klok-getang verging.
O Rijk van Licht in gruwelnacht verloren,
Uw vaan zonk als Gehenna’s zinnebeeld,
Doch laat nu vreemde’ u ’t Tao a) zullen wijzen, Uw monster als een niew simbool hergloren, Door hete gloed van bloemenmeel omgeeld,
Weer als de Vuur-Draak van Vooruitgang rijzen.