kleindochter Mirjam lijkt), ik heb dit gevraagd omdat ik over de reis naar Parijs wil spreken. Zijn suggestie, om tijdens de treinreis langzamerhand tot de 'ontdekking' te komen dat ik Michel niet wil ontmoeten, trekt mij niet meer aan. Ik zou alle negatieve gevoelens moeten mobiliseren, en waarschijnlijk met een maagbloeding of een hartinfarct in Parijs aankomen. Maar los daarvan: nu Michel zich bereid heeft getoond mee te werken, wordt de vraag concreet: moet je de uitgestoken hand niet aanvaarden? Het is toch goed, als je eindelijk tot harmonie komt tegenover de beweging, waarin je 30 jaar actief bent geweest? Het betekent immers niet, dat ik weer politiek actief zou moeten worden, terwijl het wel betekent dat de beweging het feit aanvaardt, dat ik schrijver ben geworden.
Het lijkt mij wel nodig ook mijn kritiek in de film te brengen; waarschijnlijk zou Rudolf gebruik kunnen maken van mijn uitspraken nadat ik min of meer in paniek was geraakt, en daarop verder gaan, met als uitkomst mijn aanvaarding, de verzoening. Het blijft gewenst, dat Michel en Ben Bella afzonderlijk hun verklaring voor de film afleggen. Wat er daarna gebeurt is van later orde. Ik heb het nog steeds aan de ontwikkeling overgelaten (dat wil zeggen aan Rudolf in de meeste gevallen) en nog steeds is het goed gegaan. Buiten verwachting goed zelfs.
Gisteren belde Pierre Roth op. Hij had in Het Vrije Volk gelezen van de film, zei dat hij altijd wel wist dat er voor mij zoiets weggelegd was, vertelde dat Bert Haanstra bezig is een film over het leven van Simon Carmiggelt te maken, naar een tekst van Simon Carmiggelt zelf, en dat de literaire loodgieters er ook in voorkwamen. Het was duidelijk een hint van: ik wil best ook in jouw film voorkomen.
Maar Rudolf heeft dergelijke incidentele intermezzi met moedwil uit het scenario weggelaten, en daar ben ik blij om. Anders wordt het een dringen van: wie mag er meedoen. Natuurlijk gaan de mensen dan mooie verhaaltjes vertellen zonder dat ze iets betekenen. Wat weet Pierre Roth nu van mijn leven af behalve uit mijn boeken?
Ontving het stukje uit Het Vrije Volk over de opname in Dordrecht: aardig, oppervlakkig. Dat kan ook moeilijk anders bij zo weinig gegevens, maar in het geval van Frank van Dijl had ik toch geprobeerd, aan wat meer gegevens te komen over Rudolf als filmer.
De beheerster van de begraafplaats in Diemen herkende mij als medewerker van Het Parool, en had de pest in. 'Waarom schrijft u altijd over de oorlog?' vroeg ze mij. Schrijf ik over de toestanden van vandaag, dan ben ik zo kritisch dat het niet aanvaard wordt, en con
70