Onze arrestatie bracht sensatie teweeg. Er werd ook over gesproken als de heren rechters, officieren van justitie, griffiers, en het personeel dat hen in hun doen en laten bijstaat, een kaartje gingen leggen.
Bart Majoor vertelde ze, dat hij me kende. Dat we zeven jaar collega's waren geweest, en dat hij er heilig van overtuigd was dat ik niet uit eigenbelang had gehandeld. Daar stond hij op en daar bleef hij bij.
Zo heeft hij ons toen, zonder dat de buitenwacht er iets van wist, geholpen door niet te zwijgen.
Intussen is hij gestorven, aan longkanker, hij was veel te jong voor de dood. Ik kreeg een uitnodiging voor de crematie, en ben er heengegaan.
Van de aanwezigen kende ik alleen zijn vrouw en zoon. Alle anderen, en er waren veel mensen, waren vreemden voor me. Ik stond daar in mijn eentje.
Als er gelegenheid tot spreken is moet je zeggen dat hij een rechtschapen kerel was en vertellen wat hij voor je heeft gedaan.
Maar niemand vroeg het woord. Moest ik dan in mijn eentje iets zeggen voor mensen die ik niet kende en die me misschien als een indringer beschouwden?
Dus zweeg ik.
Daarna kwam mijn slecht geweten. Hij heeft wel gesproken toen het erop aankwam, jij hebt je bek gehouden lafaard, verweet ik mezelf.
Maar ik ben nu eenmaal een schrijver, en geen spreker.
En nu ik de kans krijg schrijf ik het ook op, en breng een laatste hulde aan Bart Majoor.
6 mei Vannacht droomde ik, dat Michel en ik zouden worden doodgeschoten. De droom onthult de angst, die ik had in de periode van het werk voor de Algerijnen, en ongetwijfeld ook voor een hernieuwde ontmoeting met Michel. Dan gaat er van alles door mijn hoofd. Hoe Michel in periodes van nood van de Internationale een beroep op mij deed, bijvoorbeeld toen ik naar Latijns-Amerika ging, bijvoorbeeld toen ik mij inzette voor het Internationaal Secretariaat en de Algerijnse kwestie. En onmiddellijk daarna komt het bittere gevoel dat toen ik in nood zat, na de Algerijnse kwestie, geen enkel begrip voor mij werd getoond, en er zelfs geen gesprek mogelijk was. Opnieuw werd van mij verlangd dat ik in het gat zou springen, dat was ontstaan door het verraad van Posadas en Mandel c.s. Anders kan ik het niet noemen, zonder dat er rekening mee werd gehouden dat de omstan
64