Schimmenspel
dinsdag, 9 februari 1982 Rudolf van den Berg, die duidelijk op zoek is naar zijn identiteit getuige zijn film De plaats van de vreemdeling, heeft mij uitverkoren om de zoektocht naar zijn problematiek voort te zetten. Als je daar eenmaal aan begint, ben je als het hondje dat achter een worst aanrent, die aan een hengel voor je neus wordt gehouden. Happen maar, en altijd mis.
Nu ben ik dat worstje voor zijn neus.
Daar is niets tegen, omdat ik ook nog wel eens worstel met mijn plaats in deze wereld, misschien brengt de catch-as-catch-can met Rudolf van den Berg er wat meer licht in.
Misschien, heel misschien.
En misschien ook niet. Efsjet jou, zeggen de joden.
Doet het er iets toe ?
Rudolf heeft me er lekker mee gemaakt door te veronderstellen dat het de verkoop van mijn boeken zal stimuleren. Je weet nooit hoe een koe een haas vangt.
Rudolf wil zelfs pogen, zijn produkt ook in het buitenland den volke te vertonen, en nog altijd loop ik met de hersenschim rond dat mijn boeken nog eens vertaald zullen worden, iets waar de film toe zou kunnen bijdragen, al is het maar in mijn verbeelding.
En er is nog meer. Al zweef ik in Nederland als schrijver ergens tussen hemel en aarde, buiten dit poepkleine landje is mijn naam niet helemaal onbekend. Op de wereldcongressen van de Vierde Internationale* was Sal Santen weliswaar geen grootheid, maar ik leunde aan tegen die andere grootheid: Michel Pablo, in Nederland bekend als Michel Raptis. Bovendien kon je mijn zweet, uit angst en vanwege de warmee, nog in Latijns-Amerika ruiken.
De meeste companeros, camarades en Genossen hebben er niet veel van gesnapt dat iemand als Sal Santen, zo plichtsgetrouw, zo vol overtuiging, zo optimistisch, uit de beweging is gestapt. En nu biedt de film me nog één keer de gelegenheid me ook tot hen te wenden, ze een afscheidsgroet te brengen, adiós muchachos, companeros de mi vida.
15