voeten. Grootmoeder hadden ze ook weggehaald. Je vroeg je af waar dat toe diende. De nazi's lieten de joden natuurlijk het smerigste werk verrichten, loopgraven aanleggen en zo. De oude mensen namen ze zeker mee om in Polen opnieuw getto's te vormen. Dat zou ze toch niet lukken. Na de oorlog kwam het wel weer in orde, maar hoeveel van die oude mensen zouden de ontberingen kunnen doorstaan?'
1Hé, fietsenmakergrapte Louis Goudsmit tegen Sander,'wat zit jij te suffen. Bedenk je een klole voor Hitier? Als dat hielp, was die bandiet al miljard keer gepeigerd. Hier, heb je een bakkie gootwater. Of heb je liever een lekker mokkeltje...'
Sander had al geleerd hoe hij het best zijn krachten kon sparen. Niet aan de machine heen en weer springen, van de rol naar het mes. Alle schoenen tegelijk dezelfde behandeling geven. Eerst alle zolen snijden. Dan alle hakken schuren. En hij liet zich niet opjagen. Soms had hij geen gevoel meer in zijn bovenarm. Dan zocht hij een karweitje uit waardoor hij zijn vingers even kon strekken en buigen. Er kwam een ogenblik waarop zijn hart zo zwaar bonsde, dat hij bang was dat het zou springen. Of er zweefden vlekken voor zijn ogen, die hij dan sloot om ze snel weer te openen vanwege de draaiende machine. Hij klemde zijn lippen op elkaar om geen opjagend stof van de schuurrol in te ademen. Als hij zijn evenwicht dreigde te verliezen, bedacht hij scheldwoorden voor zichzelf. Miesjgazzer, verstjopke mauch, soms kende hij er de betekenis niet eens van, maar altijd beet hij op
145