Als eerste ontwaakt Saartje uit onze roes.
'Vlug', roept ze opgewonden, 'straks komen ze thuis. We moeten het eruit vlakken.'
Maar tijdens het vlakken kreukelt het papier. We hebben zo heftig zitten krassen, dat de sporen onuitwisbaar blijven. Voorzichtig scheuren we de betekende bladzijden uit het grootboek en spoelen ze door de wc. Heel netjes, opdat vader het niet ziet. Trouwens, hij kijkt nooit meer in het grootboek. Als hij het nu nog ooit openslaat, heeft hij er geen erg in dat er bladzijden ontbreken, tenzij hij op de nummering let.
We zitten braaf te lezen, als het klikken van de sleutel in de buitendeur de thuiskomst van vader, moeder en Maurits aankondigt, die naar de Aldebaranschool zijn geweest, waar Maurits in Repelsteeltje heeft meegespeeld. Saartje heeft thee gezet en ik heb de kopjes en de suikerpot uit de keuken gehaald. Ook hebben we afgewassen, de pannen zelfs, het naarste werk dat er bestaat.
Maurits vertelt met een kleur op zijn wangen van Repelsteeltje, dat hij het reuze goed heeft gedaan, en roept zo hard: 'Niemand weet, niemand weet dat ik Repelsteeltje heet', dat moeder hem waarschuwt aan de buren te denken.
Een week later blader ik opnieuw in het grootboek, om geschrokken te ontdekken dat er aan de creditzijde van een der bladen een pikkie met een zak is achtergebleven. Haastig scheur ik het eruit en frommel de prop in mijn broekzak.
Maupie heeft altijd sjans. Ik snap niet hoe hij het doet. Soms kan het hem niet eens schelen en dan komt er toch een meisje om hem te halen. Ik ben ook wel eens
96