leven in Tuindorp vindt hij maar een armzalig gedoe, ver weg van de stad, en hij had zo gehoopt zich met het hele gezin in Groningen te kunnen vestigen.
Maar nu hij weer bij ons is, is hij veel gezelliger geworden. We spelen 's avonds altijd een spelletje na het eten, en hij heeft ons ook dammen geleerd. Maar daar blijft hij een driftkop in. Als Maurits en ik een partijtje spelen kijkt hij wel eens mee, en dan zegt hij plotseling: 'Wat zitten jullie toch te knoeien.'
Wat kunnen wij eraan doen dat we niet zo knap zijn als hij? Toen we nog in de Jordaan woonden heeft hij in het eerste tiental van dos gespeeld, de damkam-pioen van Nederland. Hij denkt er na zo'n driftbui zelf ook over na, want nu vertelt hij dat hij op school samen met een ander de beste was, de ander kreeg het zilveren horloge, hij kreeg na loting een papiertje. Er was een aanvraag bij de bovenmeester van een advocatenkantoor, die een goede leerling wilden opleiden. Vader kwam ervoor in aanmerking, maar hij moest er op sjabbes werken, en dat wilde opa, die toen nog vroom was, niet. En als gewoon schoenmakertje werd hij, toen hij in de leerhandel ging, toch maar secretaris van de vereniging van leerhandelaren. 'En daar heb je zoveel tijd voor anderen in gestoken, dat je je eigen belangen hebt vergeten', zegt moeder voorzichtig, want ze is bang dat hij opnieuw driftig wordt.
Ook in Tuindorp zien ze dat hij, al is hij een gesjochten schoenmaker, heus wel wat kan. Want nu hebben ze hem gevraagd of hij secretaris wil worden van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling, afdeling tien. Hij doet het, maar hij vindt het wel een rotkarweitje als hij al die circulaires aan de leden moet tekenen. Ik zit nu in de vijfde klas, en kan best zijn handtekening namaken. En Saartje ook, want ze zit nu op de driejarige hbs.
81