waarom sjmoezen ze steeds door elkaar heen? Als kind zit je ertussen, en je weet niet wat je moet zeggen. 'Kijk niet zo verdrietig.' Ik ben helemaal niet verdrietig. Ik wacht er nog steeds op dat het feest echt zal beginnen. En het is heel laat, half negen, anders liggen we al in bed. Ik heb lekker geen slaap, en toch moet ik ervan gapen, dat ze aldoor tegen elkaar praten zonder dat ze ons zien. Bijna krijg ik een knokkie met Mau-rits, die een groter stuk cake heeft genomen dan ik, maar Saartje geeft me een stukje van haar cake, omdat ze niet wil dat vader en moeder merken dat we ruzie maken.
Vader vindt het wel gezellig. Hij is zo druk, zeker omdat iedereen naar hem luistert. Ik snap er niet veel van, want hij vertelt nu geen geintjes meer, maar ze hebben het over moeilijke dingen waar je als kind toch geen verstand van hebt.
Ineens gaan ze hun jassen van boven halen, allemaal tegelijk, omdat ze nog met de bus van tien uur mee moeten. Vader vergezelt ze naar de halte op de Meteorensingel, en moeder begint de tafel af te ruimen.
Ik hoop dat het straks gezellig wordt, als vader er weer bij is en we met zijn vijven zijn, als altijd. Want eigenlijk, anders komen de meesten toch ook nooit bij ons.
'Gaan jullie je vast uitkleden', zegt moeder tegen ons.
Dat zou ze wel willen, en nu zegt Saartje ook dat vader heeft beloofd dat we pas om tien uur naar bed moeten, als hij terug is. Dat weet moeder heus wel. Zodra vader er ook weer is, verdwijnt ze naar de keuken, komt met een heel bord taartjes terug en zegt: 'Jullie lusten vast nog wel wat'
'Voor jullie gesjmadde rachen', voegt pa eraan toe,
63