WAT ZIJN JODEN?
Wij zijn joden, en dat schijnt iets geheimzinnigs te zijn, alsof we een ander soort mensen zijn. Waarom? Ik snap er niets van. Je mag er niet over praten op straat, een buurjongetje mag niet met me spelen. En nu zijn er andere buren komen wonen, in de Richelstraat. De oudste jongen heet Jan. Hij duwt me opzij, en zegt: 'Hee, smousie, wat doe jij hier eigenlijk?'
Wat bedoelt hij? Ik woon hier toch? Smousie, daar heb ik nooit van gehoord.
'Ja jij, sodemieter op. Ga spatsies eten, joden moeten spatsies eten.'
En hij gaat gek praten: 'Zammie, Zammie en Mó-zie, die zaten in een dózie.'
Hij lacht er zelf om en kijkt wat de andere kinderen ervan vinden. Waarom moet hij mij hebben? 'Heb ik wat van je aan?'
Hoor ik nu roepen? Ja, moeder klapt in haar handen: 'Salie, binnenkomen!' Wat is er? Vader wil met me praten. Hij is boven.
Waarom kijkt hij zo kwaad, ik heb toch niets gedaan?
'Dat laat je je niet meer zeggen, versta je?'
'Wat?'
'Je moet je niet meer voor jood laten uitschelden. Als hij dat weer doet geef je hem een pak slaag.'
'Ik mag toch niet vechten?'
'Met Maurits niet, nee, maar dit is iets heel anders.'
50