'Jij mag niet klikken', antwoordt meester Koolman scherp, 'ik vind haar lief, en daarmee uit.'
Ik heb mijn broekspijpen zo hoog mogelijk opgerold, tot aan mijn liezen, om nog verder in zee te kunnen lopen zonder mijn wit matrozenpakje nat te maken. Als er een grote golf komt aandrijven springen we om niet geraakt te worden, totdat er een te vroeg uiteenspat en mijn broek doorweekt. Ineens laat ik me voorover vallen. De kleren plakken aan me vast, bollen in het water, drijven met me mee als maken ze geen deel meer van me uit. Anderen hebben het niet gedurfd, ik lekker wel. 'Meester, meester', schreeuw ik en duik weer kopje-onder, kom proestend uit een golf te voorschijn, slierten haar in mijn ogen. Blij dartel ik in het water, trek me van niemand meer iets aan, uitgelaten als nooit eerder in mijn leven. Tot de meester op zijn fluitje blaast, omdat we naar huis moeten. De kleren kleven nog aan mijn lijf en waar ze opdrogen vormen zich geel-groene kringen alsof ik in mijn bed heb gepiest.
35