BIBBERTJESPUDDING
'Poepen ? Moet je poepen ?Dat woord kennen wij hier niet. Je moet zeggen: een grote boodschap, of gewoon: een grote. En piesen zeggen wij ook niet', vervolgt tante Roosje. Ik dacht juist dat piesen netjes was en alleen pissen of zeiken niet mocht. 'Fatsoenlijke mensen hebben het over 'een kleine boodschap' of 'een kleintje'. En als je geweest bent, moet je de wc doortrekken.' Daar had vader het over gehad toen hij over die nieuwe woningen sprak: je trekt aan een touw en je bolus spoelt weg, en dan blijft er een beetje water in de pot om je handen te wassen.' Maar dat was een geintje geweest, want de grote mensen hadden erom gelachen.
Ineens is tante weer vriendelijk, en dat is juist zo moeilijk bij haar, je weet nooit of het goed is wat je doet; soms is ze hatelijk als je gewoon wat vraagt en een andere keer is ze lief als je het niet verwacht. 'Ga maar met Maurits op straat spelen. Karl en Loetje zijn ook buiten.'
'Zijn dat nou jullie neefies?' vraagt een magere jongen met een kniebroek aan, en met een jasje in plaats van een bloes zoals ik aan heb. Hij is ongeveer zo oud als Karl, negen jaar misschien. Het groepje jongens neemt ons op, ik krijg een kleur en stamel: 'Tante Roosje heeft gezegd dat we met jullie mee mochten doen.'
'Tante Roosje, ha tante Roosje', roept een van de jongens plotseling, en begint te zingen: 'Onder de brug bij tante Roosje kun je kakken in een doosje...' maar
20