XVII
SLOBKOUSEN
'Een poepkleur hebben ze,' probeerde Saartje, 'wie draagt er nou...' Maar vader wou er niet van horen.
'Gebruik je verstand,' viel hij haar in de rede, 'warme benen is heel belangrijk. Als je voeten koud zijn, kan je ook verder niet warm worden. Slobkousen beschermen je kuiten tegen de kou. Die trekt vanzelf omhoog.'
Saartje begreep wel dat vader die gekke beenlappen voor haar bestemd had, en ze zocht koortsachtig naar een oplossing.
'Wat moet u met die deftige dingen?' vroeg ze onnozel. 'We zijn toch geen rijke mensen? Als u boven op uw kamertje schoenen zit te maken, hebt u het oliekacheltje voor de warmte. En als u zondag naar de Jodenhoek gaat, naar opa en opoe, zie ik u er niet mee lopen.'
Even scheen ze vader te slim af te zijn. Een ogenblik zocht hij naar woorden, maar zei toen heel beslist:
'Natuurlijk, ze zijn voor rijkelui. En die weten bliksems goed wat ze doen en wat ze dragen. Als
94