naar beneden kan schuiven, en daar kan vuil tussen komen. Of zandkorrels. Vroeger, toen de joden nog in de woestijn woonden, kon dat makkelijk.'
Het was dus niet vanwege god dat het gebeurde, zoals ze ons op het jodenschooltje hadden verteld. Daar moest Saartje wel gelijk in hebben, want god, wat was god nou? De een beweerde dat hij wel bestond, de ander zei van niet. Ik had echt mijn best gedaan er in te geloven, als erover gesproken werd had ik heel goed geluisterd op het jodenschooltje, en nooit had ik het begrepen.
Maar dat van de socialisten wist ik heel zeker.
'Rijke mensen laten arme mensen voor zich werken,' dat bedoelde ik zo net. 'Het is toch niet goed dat de ene mens de ander voor zich laat werken?'
'En vader dan? Die maakt schoenen. Dat is toch ook voor andere mensen?'
'Maar hij heeft geen baas.'
'Al die klanten zijn zijn baas. Heb je ze nooit horen kankeren, als de schoenen niet bijtijds klaar waren?'
Ze had altijd van die moeilijke antwoorden. Wat moest ik daar nou weer mee aan.
'Waarom worden meisjes niet besneden?' hoorde ik mijzelf vragen.
'Die hebben al een sneetje,' Saartje glim-
81