VIII
KATTEKWAAD
Aan de voet van de Oostzanerdijk, waarachter de polders sluimerden, lag de Orion strategisch verscholen. Regende het, dan was de leeszaal dichtbij. Soms mocht ik met mijn vriendje mee naar de Ridderhoeve. Ook zochten we naar kikkerdril, naar watervlugge salamanders tussen de stenen van de polderdijk. Begon dat ons te vervelen, dan gingen we appeltjes jatten in de pastorie, of brachten een bezoek aan de kolen-boerin.
De kolenboerin resideerde in de kolenloods aan de Kometensingel, vlak bij de Kluft. Het duister van de oude schuur werd schamel opgelicht door het fletse geel van een paar gloeidra-den. Wie er kolen kwam halen, kreeg zijn portie afgeschept. Vijf matglanzende maatemmers stortte ze in een juten zak. Wie veel geld had kocht antraciet en liet dat thuis bezorgen.
Het wond ons op de grove, breedgebouwde vrouw met die zwarte gruisvlekken op haar gezicht kwaad te maken, en we schreeuwden onze verwensingen het duister in. Ze liet aanvankelijk
34