VIII
EEN EIGEN STEKKIE
'Wat is 't heerlijk, hè pa, als je een eigen stekkie hebt,' zei Saartje.
Stekkie? Wat bedoelde ze daarmee?
Opa bracht altijd stekkies mee naar huis, als hij zijn kar vol met sinaasappelen had leegverkocht. Die waren dan voor ons, de kleinkinderen. Soms waren ze zo bitter, dat je het beter zou uitspugen, al mocht het niet van vader omdat hij het vies vond wat we deden. 'Jullie altijd met je gekled-der.' Maar altijd zat er een stuk aan dat nog lekker smaakte, en de kunst bestond eruit het goed gebleven deel op te zoeken.
'Stekkie? Wat is nou een stekkie?' mompelde ik tegen Saartje op een manier die van alles kon inhouden. Minachting, onwetendheid, zij moest het raden, dan kon ze mij tenminste geen klein kind vinden. Klein kindje, dat had ze wel eens tegen mij gezegd en haar tong uitgestoken: 'Ik ben al groot, daarom mocht ik met pa en moe mee om bij opa en opoe te wonen. Jullie lekker niet.'
Ik wou haar een trap geven, maar vader had
13