Saartje verzamelde vooral onkruid, dat wij ook in de tuin hadden staan, of dat je in de polder achter de dijk kon vinden. Toen wij in Tuindorp kwamen wonen dacht ik dat het echte bloemen waren. Nu wist ik dat het rotzooi was en je kweek-bloemen moest planten, als dahlia's, rododendrons, Oostindische kers en Afrikaantjes.
En nu stonden die dingen weer volop in de tuin, omdat Saartje ze nodig had.
Ik was achterom de tuin ingekomen, behoedzaam balancerend met een pannetje vol melk van het Zonneplein, omdat die van de melkboer aan de deur was overgekookt. Dat gebeurde om de haverklap. Net als moeder de pan op het vuur had gezet, klopte er een klant aan de deur. Of de duvel ermee speelde.
Het was wel gênant, zo langs de hele Zonneweg te lopen, terwijl de kinderen wisten dat ik op de HBS was. Maurits had het geweigerd, omdat hij al twee boodschappen had gedaan. Zuurkool halen had ik zo erg niet gevonden, dat zag niemand, en daar kon je plukjes uit snoepen. Maar melk? Of je wilde of niet, het klotste altijd over de rand.
En wie stond daar in de tuin met Saartje te praten? Oom Herman uit Nijmegen. Hij kwam altijd als je het niet verwachtte. Oom was een neef van vader en met een oudere zuster van moeder getrouwd. Misschien had vader door
114