Uit: In memoriam
Weer veilt een schot in de al dunne nacht. Nog een. Dan zes. Wij kunnen ze niet horen, hoe scherp we luisteren. Geen geluid verraadt de zware steen. Maar ook ons hart hield wacht en dat hoort fijner dan de fijnste oren als het om dood of leven gaat.
Het hoorde, wist, en heeft een vlag gestreken
halfstok; de groene blinden sloot het dicht.
Enkel heugenis-van-voorbije-uren
liet het toe, heeft, toen die begon te spreken
vol aandachtigheid zich opgericht
en naar binnen gericht der ogen turen.
... Een zwerftocht was geheel zijn leven en zwervend is hij in den dood gedreven, die felle levensdrift wilde ontgaan. Zoals een hert wordt opgejaagd door honden, zo jaagden zij hem op, tot ze ten leste vonden zijn schuilplaats. In den nacht werd het gedaan. [...]
en hij lacht bitter... Neen, niet aangerand
zijn moed is, soms lijkt de kroon van zijn leven
het schot, dat hem wacht uit des vijands hand -
'Voor onze zaak sterf ik als martelaar,
weet haar de grootste op aard.' Hij wordt omhooggeheven
tot waar stemmen roepen: 'Welkom' en waar
9