Afscheidsbrief aan Mien Sneevliet
Ik hoop dat Je spoedig met advokaat de Pont kunt spreken.
Amsterdam, Zondag 12 April
Mijn eigen, lieve, goeie Moeder Mien! Mienige Mien!
Nou Jou nog een brief en dan ben ik klaar! Vannacht tussen 5 en 5 heb ik geschreven aan: ie den Staatsanwalt in zake Jou, 2e den advocaat de Pont over Jouw belangen, 5e asm mijn zuster in Vught, 4e aan Je dochter Bep en gezin. Met Jou sluit ik de serie af, opdat Je zult weten, dat ook zoveel uren na Je afscheidsbezoek mijn gemoedstoestand onveranderd dezelfde gebleven is. 'Sursum Corda' dat wil zeggen 'Hoog de harten'.
Lieveling, alléén toen Jij bij me binnenkwam jl. Vrijdag is me het gemoed volgeschoten. Nooit heb ik zo goed geweten, wat Je voor mijn innerlijke zijn, het beste in mezelf was geworden dan in die weken van scheiding, die in de nacht van 5 op 6 Maart, of juister na 6 Maart in de A'damse gevangenis zijn begonnen. Alleen in mijn cel op de Amstelveenseweg hield me zorg over Jouw toestand in de eerste plaats bezig. Vaak probeerde ik enige inlichting van den wachtmeester te krijgen. Onder een en hetzelfde dak en toch zo onbereikbaar ver! De informaties, die ik aldus kreeg waren geruststellend, doch ik zag Je eerst op Vrijdag 12 April in de meest trieste omstandigheden die denkbaar waren. Desondanks zag ik direct, dat Je Jezelf flink gehouden had en wist ik heel diep in mezelf, dat Je een dappere vrouw bent met innerlijke kracht. En blij was ik toen Je me zei, dat onze ring aan Jouw vinger blijft, Je gehele leven! En ik dacht uit, dat Je na het herkrijgen van Je vrijheid nog een ring zult aanschaffen, waarin
81