'En ik niet naar school,' zegt Maurits, 'ik wil bij vader in de winkel.'
'Daar spreken we nog wel over,' antwoordt vader, heel zachtjes, maar hij heeft tranen in zijn ogen. Ik zou ook wel van school willen en in de winkel komen werken. Maar Saartje is dood, zij kan geen examen meer doen. Ik zit in de derde, het is mijn beurt. Als ik ook van school ga, is het allemaal voor niets geweest. We zijn ook al voor niets uit Tuindorp gegaan.
Naar bed nu. Morgen zal ik me nog meer schamen, in de klas, want ze hebben het natuurlijk gehoord, van Saartje, en dan weet ik helemaal niet meer wat ik tegen ze moet zeggen.
Ik ga de trap op, naar boven.
'Welterusten lieve Saartje,' heel zachtjes zeg ik het in mezelf, ze mogen het beneden niet horen.
Het kamertje is nu van mij, het had van Saartje zullen worden. In de kast hangt haar mantel. Hij is ook gestopt aan de zak zie ik nu, voor het eerst. Ik aai er over, hij is zo zacht als een poes. In een van de zakken zit een zakdoek, ongewassen.
Het bed was ook van haar, nu is het van mij. Dacht ik maar niet zulke slechte dingen, was ik maar doodgegaan in plaats van Saartje.
88