ademen, behalve la en si, die zijn alle twee opzuigen. Met blazen moet je er niet in spugen, dan wordt hij vals. En ook geen brood in je mond, dan komt er een kruimel in.
Ik kan al Jopie Slim en Dikkie Bigmans spelen en In 't groene dal, in 't stille dal, waar kleine bloempjes bloeien. Ze zeggen dat ik muzikaal ben. In de klas is een orgeltje van de zondagsschool, meester speelt er wel eens stiekem op. Hij slaat noten aan en wij schrijven wat het is. Ik ben er het beste in.
Oom David had een viool over, van de kweekschool. Vader dacht dat het misschien wat voor mij was, voor f 7,30 en niet meteen betalen. Maar eerst wilde hij weten of meester me erbij wil hebben op vioolles. Die geeft hij na schooltijd. Het mocht niet zo duur zijn als voor de andere kinderen, dat kan vader niet missen.
Meester wil het wel, maar niet voor goedkoper. Hij denkt zeker dat alle joden rijk zijn, dat beweren ze. Nu is de viool terug naar oom David. Het kan me ook niets meer schelen, wat heb je aan muziek.
Ik vind het rottig op school. Je valt er in slaap. Met voorlezen moet ieder een stukje. Ik heb het boekje allang uitgelezen. Je moet wel uitkijken, anders snapt meester je. Even zien, ze zijn op bladzijde 43: 'De ridders reden terug tot aan het einde van het krijt...'
Ik moet weer een bril hebben. Twee keer heb ik hem verloren en een keer gebroken. Toen heeft vader gezegd: 'Je doet het maar zonder bril, dat kost mij te veel geld.' Met de school-keuring vroeg de zuster, waar moeder bij was: 'Jij wil zeker blind worden, he? Vooral geen bril dragen.' Ze scholden me altijd uit voor brillejood.
Ze slaan om, vlug doen of ik meelees: 'Met welk een woeste kracht heeft de botsing plaats en verwondering baart het, dat niemand het zadel ruimt.'
Om 4 uur moet ik naar de barbier. Ik hoef het niet meer uit te stellen, vader is kwaad geworden. Ik moet kaal met een
35